Category: Pijn

Wat is pijn?

Pijn is het signaal dat er ergens iets mis is in ons lichaam. Pijn. vooral acute pijn. treedt op bij irritatie van een bepaald lichaamsdeel, bij beschadiging of bij ziekte. Via een dicht netwerk van zenuwen in ons zenuwstelsel worden de pijnprikkels van de plaats waar het mis is, naar de hersenen geleid. Als u bij­voorbeeld uw handen onder een te warme kraan houdt, zult u door de eerste (venijnige) prikkel uw hand snel terugtrekken. Een halve seconde later voelt u een langer aanhoudende, intensievere pijn. De eerste pijnprikkel is in dit ge­val een waarschuwing voor het hete water. Uit de tweede pijnprikkel kunt u afleiden hoe ernstig de opgelopen schade is. Door de pijn wordt u zich er be­wust van dat er iets mis is. zodat u vervolgens actie kunt ondernemen, zoals uw hand onder de hete kraan wegtrekken. Vaak reageert het lichaam ‘auto­matisch’ op pijn; u hoeft er niet bij na te denken als u uw hand wegtrekt. Dat gebeurt in een reflex. Bij chronische pijn lijkt de pijn zijn nuttige signaalfunctie te hebben verloren.

Pijn is een onplezierige en daarom emotionele ervaring. Emoties, zoals schrik, angst enzovoort. hebben op hun beurt invloed op hoe u de pijn ervaart. Pijn kan door emoties erger of juist minder worden. Emoties zelf kunnen ook pijn veroorzaken. Denk maar aan mensen die onder grote druk staan en als gevolg daarvan (spannings)hoofdpijn krijgen. Pijn is dus een zeer persoonlijk gevoel, afhankelijk van het individu en van de omstandigheden.

Pijn heeft heel veel oorzaken. Zo is de pijn op de borst bij hartkramp (angina pectoris) het gevolg van zuurstoftekort in het hart, is migraine het gevolg van kramp in de bloedvaten in de hersenen, en is de pijn bij reuma het gevolg van een ontstekingsproces. Er is ook pijn zon­der duidelijke oorzaak, denk bijvoorbeeld aan fantoompijn. Deze aandoenin­gen worden allemaal op een andere manier behandeld, en dat hoeft niet altijd (uitsluitend) met een pijnstiller te zijn.

Een bijzondere oorzaak van pijn. vooral van hoofdpijn, zijn pijnstillers zelf. Als u langdurig pijnstillers gebruikt kan dat juist hoofdpijn veroorzaken. Op een gegeven moment bereikt u het punt dat deze situatie zichzelf instandhoudt: de pijn bestrijdt u met een pijnstiller die weer pijn opwekt.

Wat kunt u zelf doen tegen pijn?

Afhankelijk van de oorzaak kunt u op veel manieren proberen pijn te voorko­men of te verminderen. Huisartsen of fysiotherapeuten adviseren vaak uw spie­ren en gewrichten warm te houden en te ontspannen, rust te nemen en van houding te veranderen bij bepaalde werk- en sportsituaties. Hieronder volgen enkele voorbeelden.

Bij langdurige rugpijn zult u in het algemeen een andere lichaamshouding moeten leren aannemen. Bij een kneuzing is koeling zeer nuttig om de zwel­ling en de pijn te verminderen. Bij spierpijn kunnen een warm bad en massa­ge veel goed doen. Daarnaast kan een positieve levensinstelling heel belangrijk zijn, zeker bij chronische pijn, hoewel dat soms een moeilijke opgave is. Men­sen met plezier in het leven beleven hun pijn meestal minder erg dan ver­drietige of depressieve mensen. Het is het proberen waard om afleiding te zoe­ken in bezigheden waarbij u de pijn kunt vergeten.

Wij vinden dat pijnklachten serieus genomen moeten worden. Om een goede indruk te krijgen van de ernst van de pijn en hoe vaak u last van pijn heeft, kan de arts u adviseren om een ‘pijndagboek’ bij te houden. Hierin schrijft u zaken op als intensiteit en duur van de pijn, het verloop gedurende de dag en de invloed die bepaalde activiteiten op de pijn hebben.

Bij ernstige pijn kan uw huisarts u doorverwijzen voor verdere behandeling. Bij de pijnbestrijding kunnen allerlei deskundigen betrokken worden. Zonder daar verder op in te gaan noemen we onder andere de fysiotherapeut, de ergothe­rapeut, de psychotherapeut, de chirurg, de reumatoloog, de revalidatiearts, de thuiszorg en zelfs speciale pijnteams die verbonden zijn aan ziekenhuizen.

Welke pijnstillers zijn het beste?

Bij pijn is het niet zo gemakkelijk om het beste geneesmiddel aan te wijzen. Er bestaan allerlei vormen van pijn en ook de ernst van de pijn kan sterk ver­schillen. Artsen werken met een pijnschema, een soort vierstappenplan. Elke fase in dit schema bevat sterker werkzame geneesmiddelen.

Fase 1. Tot fase 1 behoren de zogenaamde eenvoudige pijnstillers. Ze zijn effectief bij de meeste soorten pijn en zijn niet duur. Daarom zijn het voor ons eerstekeusmiddelen. Het betreft paracetamol, carbasalaatcalcium en ibupro­fen. U kunt deze middelen zonder recept aanschaffen. Ook de huisarts schrijft deze middelen het meest voor.

Paracetamol (Hedex, Kinderfinimal, Momentum, Panadol (Junior). Paracetamol (meestal het goedkoopst) en Sinaspril) komt het eerst in aanmerking. Het is in veel gevallen effectief en kent de minste bijwerkingen. Zo heeft het, in tegen­stelling tot de andere fase 1-pijnstillers, geen schadelijke invloed op het maag­darmslijmvlies. Het is ook werkzaam tegen koorts. maar niet tegen ontstekin­gen. Paracetamol is zeer geschikt voor kinderen vanaf drie maanden. U moet er wel goed op letten dat ze de juiste dosering krijgen. Verder moet u uw kind niet langdurig pijnstillers laten gebruiken; bij kinderen tot 4 jaar niet langer dan twee dagen. Alleen bij hoge doseringen (voor een volwassene meer dan 6 gram per dag. of bij een continu gebruik van 3 tot 4 gram per dag). kan er­stige leverschade ontstaan.

Soms is niet alleen pijnstilling nodig, maar moeten ook ontstekingsverschijnselen worden geremd. Daarvoor zijn de andere twee eerstekeusmiddelen ge­schikt: carbasalaatcalcium en ibuprofen. Deze middelen kunt u ook gebruiken als u onvoldoende baat heeft bij paracetamol of als u last heeft van bijwerkin­gen (overgevoeligheid) van dit middel.

Carbasalaatcalcium (Ascal, of het goedkopere Carbasalaatcalcium) is een calci­umverbinding van acetylsalicylzuur. Het werkt net als acetylsalicylzuur pijn­stillend, koortsverlagend en ontstekingsremmend. maar is wat vriendelijker voor de maag omdat carbasalaatcalcium goed oplosbaar is in water. Als u ech­ter al last heeft van uw maag is het beter om geen carbasalaatcalcium te ge­bruiken. Als u middelen gebruikt om het bloed minder snel te laten stollen, zoals Acenocoumarol, Sin trom Mitis ofMarcoumar, kunt u ook beter geen car­basalaatcakium als pijnstiller gebruiken. Het beïnvloedt namelijk de bloed­stolling en wordt in een lage dosering ook voor dat doel gebruikt. Het geven van carbasalaatcalcium en acetylsalicylzuur aan jonge kinderen wordt niet aan­geraden. In zeldzame gevallen kunnen zij, als ze last hebben van griep of wa­terpokken, een ernstige hersenaandoening (het syndroom van Reye) oplopen. Ibuprofen (Advil. Brufen, Femapirin. Ibosure, Ibumetin, Ibuprofen (meestal het goedkoopst). Nurofen, Relian en Zafen) is een pijnstiller die net als carbasa­laatcalcium ontstekingen remt. Het middel behoort tot een uitgebreide groep geneesmiddelen die bij allerlei acute of chronische (ontstekings)pijnen, zoals reuma, artrose (gewrichtsslijtage), na operaties enzovoort, worden gebruikt: de zogenoemde NSAID’s. Ibuprofen is niet de sterkst werkende NSAID. maar kent waarschijnlijk wel de minste bijwerkingen. Onder ‘Wat te doen met’ bespre­ken we diverse andere NSAID’s. Deze zijn ook effectief. maar hebben misschien iets meer bijwerkingen en zijn in ieder geval duurder. Nadelen van ibuprofen, en van de hele groep NSAID’s. zijn een mogelijke beschadiging van het maag­darmslijmvlies, een mogelijke vermindering van de nierwerking, vooral bij ou­deren, en een vermindering van de werking van sommige hogebloeddruk­middelen. Als u middelen gebruikt om het bloed minder snel te laten stollen, zoals Acenocoumarol, Sintrom Mitis of Marcoumar, kunt u beter geen ibu­profen en andere NSAID’s als pijnstiller gebruiken, tenzij onder controle van de trombosedienst. Het beïnvloedt namelijk ook de bloedstolling.

Fase 2. Als fase 1-pijnstillers onvoldoende helpen, kan de arts u naast een een­voudige pijnstiller codeïne geven. Deze combinatie wordt fase 2 in het stap­penplan genoemd en is iets sterker werkzaam dan de afzonderlijke eenvoudi­ge pijnstillers. Omdat codeïne wel wat bijwerkingen heeft, zoals sufheid en verstopping. is het geen eerstekeusmiddel, maar een ‘middel met een speci­fieke plaats’ (zie ‘Wat te doen met’).

Een andere fase 2-pijnstiller is Tramadol. Dit middel (Tramadol, Tramal, Tramagetic, Theradol) is een matig sterkwerkend opiaat. De werking begint na ongeveer een uur en houdt maxi­maal acht uur aan. Bijwerkingen als sufheid, misselijkheid en duizeligheid lij­ken wat meer voor te komen dan bij codeïne. Daarom geven wij de voorkeur aan paracetamol met codeïne of. bij hevige pijn, aan morfine.

Fase 3. Als ook fase 2-pijnstillers niet voldoende (meer) werken, kan de arts morfine of een andere op morfine lijkende pijnstiller (een zogenaamd opiaat) voorschrijven. Morfine is in deze fase 3 een effectieve pijnstiller. De opiaten zijn de sterkst werkzame pijnstillers die we op dit moment kennen. Naast hun sterke werking kunnen ze vervelende bijwerkingen veroorzaken, zoals ver­stopping, sufheid, misselijkheid, minder diep en minder vaak ademhalen, stemmingsveranderingen zoals overdreven vrolijkheid of depressie, en waandenkbeelden (hallucinaties). Na langdurig gebruik kan er gewenning of ver­slaving optreden. Daarom zijn deze middelen geen eerstekeus-pijnstillers, maar worden ze door de arts gereserveerd voor specifieke gevallen.

De opiaten, zoals morfine, worden besproken in de rubriek ‘Wat te doen met’. In sommige gevallen is een opiaat alléén, bijvoorbeeld morfine, niet effectief genoeg. Wanneer kankerpatiénten bijvoorbeeld last hebben van bot- of ze­nuwpijnen, kunnen ze veel baat hebben bij de combinatie van morfine met een NSAID, bijvoorbeeld ibuprofen. Morfine en de andere opiaten worden ook wel gecombineerd met paracetamol. Daardoor kan morfine mogelijk in een wat lagere dosenng worden gegeven en kunnen de bijwerkingen binnen de perken worden gehouden. Overigens blijken kankerpatiënten met pijn nau­welijks gewenning of verslaving te ervaren.

Fase 4. Soms is het niet mogelijk morfine op een normale manier te gebrui­ken, bijvoorbeeld vanwege misselijkheid of omdat de ernst van bijvoorbeeld kanker dat onmogelijk maakt. Meestal is de patiênt dan ernstig ziek en bevindt hij zich in het laatste stadium van zijn ziekte. Een injectie of infuus is dan vaak de enige mogelijkheid. Dit is fase 4 in het pijnschema van de arts.

Showing all 3 results